De mythe van de luie Nederlander
Deeltijdwerker heeft juist vaker te maken met oneerlijke behandeling
Het lijkt bijna een natuurwet: eens in de zoveel tijd laait het debat over deeltijdwerk in Nederland weer op. En vrijwel altijd draait het uit op dezelfde vraag: kunnen al die deeltijdwerkers niet gewoon wat meer uren maken?
Afgelopen weken was het weer zover. De our-world-in-data-correspondent schreef een stuk over het onderwerp, dat uiteraard gedeeld werd door Sander Schimmelpenninck. In het Nederlands Dagblad verscheen een opinieartikel, en zelfs Johan Derksen voelde zich geroepen om er iets over te zeggen. De conclusie van deze heren? Nederland is lui.
Gelukkig brachten de auteurs van Rode Cijfers daar wat nuance in aan (zie ook hun bijdrage in de Volkskrant). Want als je niet alleen kijkt naar individuele contracten, maar naar het totaal aantal gewerkte uren in Nederland, dan blijkt het allemaal reuze mee te vallen met hoe weinig uren er in Nederland gewerkt wordt. Sterker nog, Nederland zit gewoon in de Europese middenmoot.
Hoe dat kan? Zoals de auteurs van Rode Cijfers uitleggen, beginnen we in Nederland ontzettend jong met werken. In geen enkel ander land betreedt zo’n grote groep al rond hun vijftiende de arbeidsmarkt. En natuurlijk zijn dat vaak parttime baantjes. Tel dat allemaal bij elkaar op, en het beeld van een land dat massaal luiert, begint ineens een stuk minder overtuigend te worden.
De Rol van Supermarkten
Dat het aantal deeltijdwerkers in Nederland zo hoog is, heeft dus voor een groot gedeelte te maken met de lange loopbaan die veel mensen hier doormaken: we beginnen jong met werken en blijven vaak tot op hoge leeftijd actief. En juist aan het begin en aan het einde van die loopbaan werken we veel in deeltijd.
Dat zie je duidelijk terug in de cijfers van het CBS. Van alle mensen met een deeltijdbaan is maar liefst 27% tussen de 15 en 25 jaar, terwijl deze groep slechts 17% van de totale werkende beroepsbevolking uitmaakt. En binnen die groep werkt dus 76% parttime. Logisch, want ze moeten ook naar school - er zit een (wettelijke) grens aan hoeveel ze kunnen werken. Ook onder 55-plussers is deeltijdwerk trouwens populair, veel populairder dan bij de leeftijdsgroep 25-35 jaar (47% vs 36%)1. Maar vooral jongeren drukken hun stempel op de statistieken.
Vind je cijfers maar abstract? Ga dan eens op pad in het grensgebied tussen Nederland, Duitsland en België, en stap een paar supermarkten binnen. De winkels lijken in veel opzichten op elkaar: dezelfde indeling, vergelijkbaar assortiment. Maar er is één opvallend verschil: de leeftijd van het personeel. Waar in Nederlandse supermarkten scholieren en studenten de vakken vullen en achter de kassa zitten, kom je in Duitsland en België vooral veel volwassenen tegen. In Nederland is het inzetten van jongeren voor bijbaantjes uitgegroeid tot een compleet businessmodel van de detailhandel.
Kampioen bijbaantjes
De arbeidsparticipatie van jongeren in Nederland blijft al jarenlang hoog en stijgt alleen maar. Ter vergelijking: in Groot-Brittannië wordt al geruime tijd geschreven over de afname van jongeren met een bijbaan. In 2015 verscheen een overheidsrapport over de death of the Saturday job, in 2020 werd die zorg herhaald, en kort geleden verscheen er weer een artikel over de afnemende bereidheid van Britse jongeren om een bijbaantje te nemen.
In Nederland daarentegen blijven jongeren trouw hun uurtjes draaien, sterker zelfs: Nederlandse jongeren werken meer dan ooit.
Nederland leunt dus stevig op deeltijdwerk van jongeren, en als het om studenten gaat, wordt dat zelfs actief aangemoedigd. Waar universiteiten in sommige landen het lastig maken – of zelfs verbieden – om naast de studie te werken, geldt hier eigenlijk het tegenovergestelde. De basisbeurs is bewust karig, want de aanname van de overheid is dat studenten een bijbaan nemen om hun kosten te dekken (tenzij je rijke ouders hebt, natuurlijk).
Deze aanname werd expliciet vermeld in de Memorie van Toelichting bij de Wet herinvoering van de basisbeurs in het hoger onderwijs:
Voor uitwonende studenten geldt dat zij met een bijbaan van 12 uur ook voldoende financiële middelen hebben, zonder dat ze daarnaast nog een lening hoeven aan te gaan. We zien dat studenten gemiddeld 12 uur per week werken (zonder betaalde stage), dus daarmee zou de herinvoering van de basisbeurs ervoor kunnen zorgen dat studenten minder gaan lenen.
Kortom: de hoogte van de basisbeurs is aangepast op de veronderstelling dat studenten minstens 12 uur per week betaald werk doen. En het blijkt ook uit de cijfers dat studenten in Nederland meer werken dan elders. Nederland is in de EU verreweg koploper van het aantal studenten dat naast hun studie werkt (zie deze grafiek)
Deeltijdwerkers worden vooral vaak benadeeld
Het is duidelijk dat we vanwege het grote aantal jongeren dat in deeltijd werkt niet alles hoeven te verwachten van initiatieven om deeltijdwerkers voltijd te laten werken. De jongeren moeten ook naar school, en er is een grens aan hoeveel uur ze kunnen werken.
Maar vergeet ook niet: dit type deeltijdwerk van jongeren is goedkope arbeid, en daar houden we zo van in Nederland.
Terwijl het publieke debat steevast blijft hangen in termen als “deeltijdprinsjes”, kwam de Arbeidsinspectie afgelopen week juist met een heel ander geluid. In de Monitor Eerlijk Werk waarschuwt ze dat deeltijdwerkers helemaal niet zo comfortabel achteroverleunen. Integendeel: juist zij lopen vaker tegen benadeling aan dan andere werknemers.
Belangrijk om daarbij op te merken is dat de Arbeidsinspectie het niet over uitbuiting heeft – zo ernstig is het meestal niet. De inspectie maakt onderscheid tussen drie gradaties van “oneerlijk werk”: gewone benadeling, ernstige benadeling en uitbuiting. Waar de laatste twee vooral arbeidsmigranten treffen, zijn het bij de eerste categorie vooral jongeren met deeltijdbanen die de klappen opvangen. Het gaat vaak om ondeugdelijke registratie van arbeidstijden, waardoor jongeren niet altijd betaald krijgen voor alle gewerkte uren, of om overtredingen van de wet minimumloon. Dus terwijl het beeld van de verwende deeltijdwerker hardnekkig rondzingt, blijkt de realiteit voor veel jongeren met bijbanen eerder het tegenovergestelde: ze krijgen lang niet altijd betaald waar ze recht op hebben.
De bevindingen van de Arbeidsinspectie bevestigen vooral een beeld van hoe ook deeltijdwerk een middel is om arbeidskosten laag te houden, en dat ook op dit vlak zie je de trend dat veel werkgevers zoveel mogelijk het randje opzoeken om die kosten zo laag mogelijk houden.
Geinteresseerd in de ontwikkeling van deeltijdwerk in Nederland? Ik heb daarover twee artikelen geschreven:
Part-Time Employment in the Breadwinner Era: Dutch Employers’ Initiatives to Control Female Labor Force Participation, 1945–1970, Enterprise & Society (2022).
Making Part-Time Work a Fully-Fledged Alternative: How the Dutch Social Partners Responded to a Dual Labour Market, 1966–1993, Labor History, 62(5–6) (2021), 762–780.
Binnenkort wil ik deeltijdwerk ook van een andere kant belichten, namelijk in relatie tot een mogelijke vierdaagse werkweek.
Berekeningen op basis van gegevens over Arbeidsdeelname 4e kwartaal 2024, CBS Statline