Hoe seizoenswerk altijd terugkeert
Van de baksteenbakkers tot de Efteling: een ultrakorte geschiedenis van cyclisch werk
Een rel rond Transavia en de WW
Het nieuws dat Transavia het cabinepersoneel zes weken per jaar op nul uren zet en hen vervolgens een WW-uitkering laat aanvragen, zorgde afgelopen week voor een kleine rel. Follow the Money bracht deze constructie aan het licht en sprak van een situatie waarin het cabinepersoneel werd vrij geroosterd “op kosten van het UWV”. Er volgden Kamervragen en de Minister van Sociale Zaken antwoordde dat de constructie onwenselijk was maar helaas binnen de regels van het arbeidsrecht viel. Een aanleiding om eens te kijken naar de geschiedenis van de Werkloosheidswet en het terugkerende hoofdpijndossier van seizoenswerk.
Afwentelen van het bedrijfsrisico
FTM sprak van “vrij roosteren op kosten van het UWV”. Dat ligt alleen iets genuanceerder: de uitkeringen komen uit het Algemeen Werkloosheidsfonds, waar alle werkgevers aan bijdragen.1 Het UWV beheert slechts de pot. Het is dus niet op kosten van het UWV, maar op kosten van alle werkgevers die premies afdragen. Die nuance is toch wel belangrijk. Want al bij de invoering van de Werkloosheidswet in de jaren '50 vreesden werkgeversorganisaties dat bedrijven hun normale bedrijfsrisico zouden afwentelen op de gemeenschap—of beter gezegd, op andere werkgevers.

Vooral seizoenswerk vormde een gevoelig punt: moest iemand die elk jaar tijdelijk zonder werk zat het recht krijgen op een WW-uitkering? En moesten andere bedrijven daarvoor opdraaien? Politiek gezien was dit direct een heet hangijzer. Toch kregen seizoenswerkers het recht op een WW-uitkering, zolang ze in de tussenliggende periode maar wel beschikbaar waren voor ander werk.2
Seizoenswerk: van normaal naar uitzondering
Seizoenswerk lijkt nu uitzonderlijk, maar was eeuwenlang de norm. Werk was cyclisch, en mensen pasten zich daarop aan. Ze schakelden soepel over van de ene sector naar de andere, afhankelijk van wat het seizoen vroeg. Vaak hadden mensen meerdere banen per jaar. Denk aan de losse arbeiders in akkerbouwgebieden en de veenkoloniën: na de oogst trokken ze naar de agrarische industrie. Eerst suikerbieten oogsten, daarna werken in de suikerfabriek; aardappels rooien, dan weer door naar de aardappelmeelfabriek. In de regio Den Haag zag je een ander patroon: vissers uit Scheveningen die in een andere periode overstapten naar de tuinbouw in het Westland.
Veel mensen denken bij seizoenswerk meteen aan de landbouw, en dat is ook niet zo gek. Het beeld van boeren die met de seizoenen meebewegen zit diep verankerd. Maar seizoenswerk was lang niet alleen een fenomeen van de landbouw. Tot diep in de 20e eeuw was seizoenswerk ook in de industrie normaal. Niet alleen de suikerfabrieken en aardappelmeelindustrie draaiden op tijdelijke krachten, neem bijvoorbeeld ook een andere belangrijke sector van werkgelegenheid: de baksteenfabricage. Bakstenen maken was seizoenswerk. De zomer zorgde voor droogte, de winter betekende stilstand.
De belangrijkste bottleneck in het productieproces was het drogen van de klei. Traditioneel gebeurde dit in de open lucht, en deden de zon en de wind hun werk. Dit moest dus in de zomer gebeuren. Het hele proces was daardoor op het drogen afgestemd. Ieder seizoen begon met het winnen van klei, die in grote depots werd opgeslagen. Vervolgens werd de klei bewerkt, gemengd en in vormen geperst. Daarna kwam het drogen. In de zomer werd volop gevormd en gedroogd, maar zodra de herfst inviel, viel het werk grotendeels stil nadat alle stenen gebakken waren. In de winter werd het grootste gedeelte van het personeel ontslagen, afgezien van een klein clubje dat onderhoudswerkzaamheden deed.
Hoe technologie seizoenswerk verdrong
De baksteenindustrie stond model voor hoe veel sectoren ooit werkten: vol aan het werk in de zomer, krimp in de winter. In deze bedrijfstak veranderde dat met de introductie van tunnelovens en kunstmatige drogers. Door warme lucht uit de bakovens slim te hergebruiken, werd het droogproces onafhankelijk van het weer. Daarmee verdween uiteindelijk het seizoenswerk uit deze industrie.
Hetzelfde gebeurde in tal van sectoren. Pas met de opkomst van moderne productietechnieken konden bedrijven hun personeel het hele jaar door werk aanbieden: een revolutie op de arbeidsmarkt, die de seizoenswerker stukje bij beetje tot een uitstervend fenomeen maakte. Maar dit proces vergde vaak enorm veel energie, zoals de tunnelovens in de baksteenfabrieken. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de periode waarin veel bedrijven seizoenswerk wisten uit te bannen samenviel met the great acceleration, de massale toename in het verbruik van fossiele brandstoffen (bekijk alleen al deze grafiek).

Seizoenswerk in het Sprookjesbos
Terug naar de Werkloosheidswet. Hoewel seizoenswerk in de 20e eeuw steeds minder voorkwam, was het nooit helemaal uit te bannen. In de bouw bleef ‘vorstverlet’ een probleem. In 1986 werd de regeling van de Werkloosheidswet wel aangescherpt: mensen met een “cyclisch arbeidspatroon” hadden geen recht meer op een WW-uitkering volgens de nieuwe bepalingen. Maar, daarop was weer een uitzondering voor mensen die “seizoensmatige arbeid” verrichtten. Eenvoudiger werd het zeker niet.
Seizoenswerk was in de tussentijd op veel plekken verdwenen door technologische aanpassingen, maar sommige bedrijven moesten creatiever zijn. De Efteling bijvoorbeeld. Tot 2010 sloot het park in de wintermaanden, en het merendeel van het personeel werd in die periode ontslagen en kreeg een WW-uitkering. Dat was toegestaan volgens de geldende regels. Het ging weliswaar om cyclische werkloosheid, maar het park sloot om “klimatologische” redenen, en daarom kon het toch onder de noemer van seizoensarbeid worden gebracht. Binnen de Efteling sprak men van de “seizoeners” die het park verlieten voor de winter en in de zomer weer terugkwamen.3
Rond 2000 leek het erop dat de politiek de regels verder wilde aanscherpen, en dreigde de constructie van de Efteling niet meer geaccepteerd te worden. De Efteling speelde daarop in. Ik weet niet of het toeval is, maar in 1999 lanceerde de Efteling de Winterefteling. Ze gingen twee weken in de winter open. Dat was niet alles. De Efteling richtte een eigen personeelsbureau op, waar seizoeners een vast contract kregen en in de winter bij een ander bedrijf gedetacheerd werden— bijvoorbeeld bij een verzekeraar, die in die periode extra personeel nodig had om de stroom overstappers naar nieuwe zorgverzekeringen te verwerken. Deze constructie bleef bestaan tot 2009, een jaar voordat het park besloot het hele jaar door geopend te blijven en het seizoenswerk vrijwel helemaal had geëlimineerd.
Hoe seizoenswerk altijd terugkeert
Seizoenswerk is nooit helemaal verdwenen, maar waar het vroeger in allerlei sectoren voorkwam, lijkt het nu toch vooral nog geconcentreerd in de tuinbouw. De oplossingen die door het ministerie van SZW worden voorgesteld—uitzendbureaus dwingen om sneller vaste contracten te geven—passen in de bredere trend om werk minder onzeker te maken (hoewel: zo hard wordt daar toch ook weer niet aan gewerkt). Tegelijkertijd laat de geschiedenis zien dat bedrijven meestal toch wel creatieve manieren vinden om met de regels om te gaan. De ontwikkelingen in de baksteenindustrie en bij de Efteling geven een voorbeeld van hoe het ook kan: aanpassingen in de bedrijfsvoering zijn de meest duurzame manier om werkzekerheid te vergroten, en vaak heeft dat voordelen voor zowel werkgevers als werknemers. De extra uitdaging is alleen om zulke oplossingen te vinden zonder een groeiende afhankelijkheid van fossiele brandstoffen.
Werk aan de winkel: opvallende ontwikkelingen
Naast mijn eigen verhalen deel ik hier ook wat dingen die me opvielen in het nieuws over de wereld van werk– een beetje om het nieuwsbriefgevoel compleet te maken:
Werknemers kiezen er vooral voor om zzp'er te worden vanuit een wens naar meer autonomie en zelfstandigheid. Dat blijkt uit het Waarde van Werk onderzoek. Financiële overwegingen blijken een stuk minder belangrijk. Lees hier meer.
Steeds meer mensen werken door na hun pensioen, en dat doen ze vooral voor het plezier. Veel van hen switchen zelfs nog van baan. Dat blijkt uit onderzoek van het NIDI.
Om wat inzicht te krijgen in hoe groen de elektriciteit in je regio is, de herkomst van de energie en de CO2-uitstoot. Deze app is een absolute aanrader.
Het Rijk levert ook een kleine bijdrage.
Een opmerkelijke uitzondering destijds: vrouwen die geen kostwinner waren en seizoenswerk deden waren uitgesloten van de WW. De achterliggende gedachte was dat hun seizoenswerk slechts een “bijbaan” was, en men ging ervan uit dat ze buiten het seizoen niet beschikbaar waren voor ander werk.