Zon, zweet en ziekte
Hoe 18 jaar zelfregulering werknemers onvoldoende bescherming biedt tegen hitte
Werken in het zweet des aanschijns - letterlijk
De temperaturen stijgen weer, hitterecords worden aan de lopende band gebroken, dus misschien tijd om het eens te hebben over de gevolgen van hitte. Niet over zwoele zomeravonden of een koud biertje op het terras, maar over iets minder gezelligs: werken in de brandende zon.
Vorig jaar moest ons dak vernieuwd worden. Dat kon niet in de lente of de herfst – seizoenen waarin het nog enigszins dragelijk is om buiten te werken. Nee, het loodgietersbedrijf had alleen ruimte in de zomer, midden in de verzengende hitte.
‘s Ochtends klommen de dakdekkers het dak op in hun korte broeken en T-shirts. En tegen de middag kwamen ze er weer af; ze waren roodgloeiend als oververhitte kreeften. Maar ze trokken zich er weinig van aan. Water drinken deden ze nauwelijks, pauzes leken optioneel.
Ik stond erbij en keek ernaar. Moest ik iets zeggen? Ach, vermoedelijk wisten ze het zelf ook wel dat het niet helemaal goed was. Maar het bleef toch knagen. Hadden ze geen recht op schaduw of verkoeling? Waren daar geen regels voor? Moest de werkgever hen niet tegen zichzelf beschermen?
Hittestress
"Hittestress" klinkt als een modewoord, maar het is een serieus en groeiend probleem. Het is de verzamelnaam voor gezondheidsklachten die ontstaan wanneer het lichaam de hitte niet meer aankan. Het begint met krampen, gaat over in uitputting en kan uiteindelijk eindigen in een beroerte. En met het opwarmende klimaat zal dit alleen maar vaker voorkomen, vooral bij mensen die buiten werken.
Toch is bescherming tegen extreme hitte in Nederland nauwelijks geregeld. Zoals arbo-onderzoeker Jan Popma vorig jaar constateerde in een onderzoek naar regelingen rondom werk in hitte: in de meeste arbocatalogi en cao’s ontbreekt een duidelijke norm die bepaalt wanneer het simpelweg te heet is om door te werken.
Het gevolg? Werkgevers kunnen zich verschuilen achter vage richtlijnen, terwijl werknemers vooral op hun eigen gezondheid moeten letten. Hun rechtspositie is zwak en onzeker – en hangt vaak af van de willekeur van een leidinggevende.
Opvallend genoeg was er tot 2013 wél een wettelijke grenswaarde voor hitte op de werkplek. Maar in het grote dereguleringsfeest van die tijd werd deze regel afgeschaft, net als veel andere normen. Werkgevers en werknemers mochten het voortaan zelf regelen via arbocatalogi.
Alleen... dat is dus nauwelijks gebeurd.
"Drink veel" als lapmiddel
Popma dook dus in de arbocatalogi en kwam tot een niet erg vrolijk stemmende conclusie: van de 149 goedgekeurde arbocatalogi besteden slechts 61 aandacht aan de gevaren van hitte.
En slechts 12 daarvan benoemen expliciet fysieke belasting als (mede)oorzaak van hittestress. Wat betekent dat? De meeste maatregelen blijven steken op dooddoeners als "draag luchtige kleding" of "drink veel water". Prima adviezen, maar ze gaan voorbij aan de kernvraag:
Moet dit werk in deze hitte eigenlijk nog wel worden uitgevoerd?
Een vraag die maar weinig werkgevers – of beleidsmakers – lijken te willen beantwoorden.
Werken tot je huid het begeeft
Werken in de brandende zon brengt niet alleen hittestress met zich mee, maar ook een ander, nog verraderlijker risico: huidkanker. Dat overmatige blootstelling aan Uv-straling een belangrijke oorzaak is van kanker, staat allang vast. Maar de omvang van het probleem werd vorige week nog eens goed in kaart gebracht.
KWF bracht samen met TNO een rapport uit waarin stond dat elk jaar worden ongeveer 7.100 mensen ziek worden van kanker die ze op hun werk hebben opgelopen. En het grootste risico? Uv-straling. Van die 7.100 gevallen betreft het in 4.800 gevallen huidkanker – veroorzaakt door te veel werken in de zon.
Zoals ik eerder al schreef: er is weinig dat zo haaks staat op het idee dat werk moet lonen als het feit dat je er ziek van wordt. En dat gebeurt dus toch nog redelijk vaak.
Misschien toch iets minder erg?
Eerlijk is eerlijk: ik heb wel wat moeite met de manier waarop KWF hun rapport presenteert. Niet omdat ik de expertise van de onderzoekers in twijfel trek – ze weten hier veel meer van dan ik. Maar er zitten belangrijke nuances in het rapport, die in de communicatie naar buiten toe grotendeels verdwijnen.
De belangrijkste nuance: niet elke vorm van kanker is even ernstig.
Bij de overgrote meerderheid van de gevallen gaat het om niet-melanome huidkanker: basaalcelcarcinoom en plaveiselcelcarcinoom. In de communicatie richting de pers worden deze diagnoses opgeteld tot de schokkende 7.100 gevallen per jaar, maar in het rapport zelf staat een opvallende kanttekening: basaalcelcarcinoom wordt officieel niet eens geregistreerd als invasieve kanker, omdat het als zo weinig ernstig wordt beschouwd. Zelfs zonder behandeling is de kans op overlijden aan deze vorm van kanker miniem.
Plaveiselcelcarcinoom is een stuk vervelender, maar ook die vorm is meestal goed te behandelen, zaait vaak niet uit en kent een hoge overlevingskans. Dit is natuurlijk niet hetzelfde als onschuldig – mensen kunnen er flink aan onderdoor gaan, het belast de zorg, en risico’s op verergering zijn er altijd. Maar het is wel iets anders dan bijvoorbeeld mesothelioom door asbestblootstelling, waar de overlevingskansen vele maten slechter van zijn.
Ondanks deze nuances blijft het toch opvallend hoeveel mensen als gevolg van hun werk deze vorm van kanker oplopen – en het is helemaal niet nodig. Want in tegenstelling tot hitteberoertes valt het redelijk makkelijk te voorkomen: door goed in te smeren. Maar slechts in 19 arbocatologi staat iets over het verschaffen van zonnebrancrème, aldus Popma.
De staat van de arbocatalogi
Sinds 2007 werkt Nederland met arbocatalogi: in plaats van dat de overheid regels opstelt om werknemers te beschermen, moeten werkgevers en werknemers per sector zelf normen en grenswaarden vaststellen. Maar heeft dat systeem zich bewezen?
Het doel was destijds dat in vier jaar tijd, in 2012, 80% van de werknemers onder een goedgekeurde arbocatalogus zouden vallen. Maar waar staan we nu? In 2017 was het 57%, en schattingen in 2023 wezen op ongeveer 55%.
Vorige week verscheen het jaarverslag 2024 van de Arbeidsinspectie. Het positieve nieuws: er werden meer arbocatalogi ter goedkeuring voorgelegd dan in voorgaande jaren – 110 in totaal. Maar slechts 42 daarvan kregen een positieve beoordeling. Geen indrukwekkende score, helaas.
Daarnaast waren er 24 catalogi die positief/negatief werden getoetst. Wat dat precies betekent? Onduidelijk. Nul keer negatief lijkt op het eerste gezicht goed nieuws, maar daar staan dan weer de 37 catalogi tegenover die voortijdig zijn ingetrokken. Misschien verklaart dat waarom er uiteindelijk geen enkele negatief is beoordeeld. Helaas ontbreekt verdere uitleg, waardoor het gissen blijft wat we hier nu echt uit moeten concluderen.
Wat wel duidelijk is: na 18 jaar arbocatalogi zijn we nog lang niet zo ver als ooit werd gehoopt. Hittestress is een treffend voorbeeld. Terwijl de zon werknemers langzaamaan braadt, blijft de vraag die eigenlijk voorop zou moeten staan onbeantwoord: hoe voorkom je effectief dat mensen bezwijken onder werk dat hen op termijn sloopt?